De literaire canon heeft meer sokkels nodig

Eerder verschenen in De Standaard op 16 januari 2021

Het is bespottelijk dat in 2021 witte mannen nog altijd de literatuurlijsten aanvoeren. De leden van het nieuwe schrijverscollectief Fixdit breken een lans voor meer vrouwen in onze literatuur-geschiedenissen, schoolboeken en canon.

Wie weet dat de eerste Nederlandse briefroman geschreven werd door twee vrouwen (Betje Wolff en Aagje Deken)? En dat de eerste Nederlandse historische roman op naam staat van een vrouw (Margaretha de Neufville)? Of dat het eerste literaire werk over vrouwelijke homoseksualiteit al in 1922 uitkwam (Edith Werkendam)?

In Vlaanderen leverden vrouwelijke auteurs eveneens vormelijk en inhoudelijk pionierswerk, ook recenter dan de dertiende eeuw, toen Hadewijch vanuit Zuid-Brabant haar stempel op de Europese literatuur drukte. Wie Een revolverschot (1911) van Virginie Loveling leest, voelt ontzag voor haar durf, alleen al door de bijzondere keuze voor het perspectief van de verliezer. En wie zal ontkennen dat Patricia De Martelaere de Nederlandstalige essayistiek naar een hoger niveau heeft getild? Loekie Zvonik en Maja Patanova gaven Centraal-Europa een gezicht voor de Nederlandstalige lezers, Kristien Hemmerechts zette de eerste bevallingsscène neer, Mireille Cottenjé brak de taboesfeer rond een relatie van een vrouw met een homoseksuele man.

Vrouwelijke auteurs zijn vaak vernieuwers, maar in de literatuurgeschiedenissen zie je daar nauwelijks iets van terug. Want op een heel subtiele manier denken we allemaal dat vernieuwing hoort bij mannelijke auteurs en dus zijn literatuurgeschiedenissen vooral verhalen van witte westerse mannen. Inmiddels is het wel duidelijk dat deze invalshoek achterhaald is, zoals ook Maaike Meijer overtuigend aan toonde met haar stuk ‘De eeuwige prijzenoorlog’ in de Nederlandse krant Trouw. ‘Wie wil er nu nog testosteronproza lezen?’ vroeg Marja Pruis zich onlangs af in De Morgen. Uiteraard valt proza geschreven door mannelijke auteurs niet als een homogene massa onder die noemer, maar we weten wel meteen wat ze bedoelt. Wie is er nog uitsluitend geïnteresseerd in literatuur waarin vrouwen slechts stereotype rollen mogen vertolken (moeder, femme fatale, fragiele engel, hoer, bazig kreng), en witte mannen de fijn uitgewerkte, gelaagde, getroebleerde helden zijn? Op scholen schieten veel meisjes (en jongens) bevreemd in de lach bij de zoveelste karikaturale tekening van vrouwelijke personages met hun rokjes-kontjes-tietjes of vrouwen louter in de gedaante van muze. Dat is een overweging waard wanneer we opnieuw, maar nu heel anders, naar de literatuurgeschiedenis en de canon kijken.

Jongeren groeien op met een grote diversiteit aan hoofdpersonages in boeken. In de jeugdliteratuur wemelt het van de meisjes, en ook kinderen met een migratieachtergrond zijn steeds vaker hoofdpersoon. De praktijk van de leeslijst, het onderzoek van Jeroen Dera naar de leesvoorkeuren van middelbare scholieren in Nederland in 2019, toont aan dat scholieren liever boeken van vrouwen lezen dan van mannen. Hij liet met cijfers zien dat jongeren nood hebben aan andere leeslijsten, omdat vrouwelijke auteurs, schrijvers met een niet-westerse achtergrond en Vlaamse auteurs zwaar ondervertegenwoordigd zijn. Hoe kan het dan dat uit het weelderig, veelbloemig veld in een hedendaags schoolboek over onze literatuur (vanaf 1990) maar één vrouw wordt geplukt, één schrijver met een niet-westerse achtergrond en maar één auteur van Vlaamse bodem? Zo zal op nieuw een hele generatie van potentieel gretige en geïnteresseerde jonge lezers grootgebracht worden met een verdraaid beeld dat aan alle kanten tekortschiet.

Geen verandering

We horen ze al roepen, de cynici: ‘Waar heb je het over?’. In The Guardian publiceerde Elena Ferrante eind vorig jaar nog een leeslijst van veertig toptitels van schrijfsters. En kijk toch, ook in het Nederlands taalgebied is er al veel veranderd. Marieke Lucas Rijneveld kreeg de International Booker Prize en Hanna Bervoets schrijft het volgende Boekenweekgeschenk. In het project ‘Vondel was een vrouw’ krijgen acht vergeten vrouwelijke toneeldichters uit de zeventiende eeuw een opvoering van hun stuk. Bij de Herman de Coninck Poëzieprijs gingen de nominaties vorig jaar alleen naar dichteressen, Eva Gerlach won en Radna Fabias het jaar ervoor.
Toch zijn dat nog altijd de uitzonderingen. Er is geen sprake van een ferm doorgevoerde aanpassing, van een inzicht dat werkelijk verandering biedt. Daarom hamert iedere volgende generatie telkens op datzelfde aambeeld, ook wij nu. Dat doen we omdat we hopen dat iedereen het net als wij eens grondig aan wil pakken in plaats van te blijven wijzen op incidentele douceurtjes.

Zoveel mooie lijnen in de literatuurgeschiedenis vertrekken van vrouwen en schrijvers met een lhbt- of andere achtergrond, maar die lijnen worden steeds weer doorgeknipt of zelfs niet eens opgemerkt. Neem Maria Rosseels, die in haar historische romans, zoals Ik was een kristen (1957), snedig de dubbele moraal van het geloof bekritiseerde. Grasduinend in anthologieën als 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis van Els Kloek zien we hoeveel vrouwen, velen vrijwel onbekend, het christendom op de hak namen, zoals Katharina Boudewijns in de zestiende eeuw deed. Alleen zijn we gewend om de literatuur van vrouwen, voor zover die al ontdekt is, in de geschiedenis in te delen bij de eenlingen, de uitzonderingen.

Niet óf maar óók

Moeten dan alle goede schrijvers uit de canon gekieperd worden, vragen sommige verontwaardigde critici zich af. Nee hoor, dat hoeft niet, het gaat erom de canon aan te vullen. Het is een kwestie van er eens flink wat sokkels bij te zetten. Schuif ze ertussen en laat het lamplicht op hen vallen. Het is niet alleen Reve, Mulisch, Hermans, Boon en Claus, het is óók Haasse, Blaman, Roemer, Loveling en De Martelaere. Het is Hooft, Vondel, Brederode én de Brugse Petronella Keysers, Tesselschade, Van Schurman. Structurele verandering in de literatuurgeschiedenis, waardering en aandacht voor andere schrijvers dan de bekende namen, vraagt om een andere manier van kijken, om oprechte nieuwsgierigheid. Met een brede blik doe je meer recht aan de werkelijkheid en de verbeelding.

Dat begint met het bestuderen van de blinde vlek. Je rekenschap geven van de pleister die voor het oog zit en vervolgens die pleister eraf durven te trekken. Is het ‘puur toeval’ als je enkel witte mannelijke auteurs als favoriete schrijvers noemt? Wij denken van niet. Literaire kwaliteit is geen objectief gegeven; het is het resultaat van wat je hebt gelezen en dat is de eenzijdige literaire canon waarmee wij zijn opgevoed.

Via onverbiddelijke computeranalyses toonde Corina Koolen recent in haar onderzoek aan dat lezers minder onder de indruk zijn als ze weten dat een boek door een vrouw is geschreven. De mechanismen
die vrouwen benadelen, zo toonde Marianne Vogel in Recensies!, zijn dezelfde als degene die mannen bevoordelen. Die mechanismen ko men voort uit onze op gender gebaseerde literatuuropvatting. En ze spelen ook mee in de toekenning van beurzen voor nog te schrijven werk, zoals Gaea Schoeters sinds 2017 aan het licht brengt.

Dubbele maat

Waarover een auteur, man of vrouw, ook schrijft, vrouwen hebben sneller de schijn tegen. Hun thema wordt a priori anders beoordeeld. Zo vinden we het werk van vrouwen veeleer intiem en persoonlijk, wat minder indruk maakt. Vrouwen kunnen over precies hetzelfde onderwerp schrijven als een man, maar bij een man gaat het over de wereld, bij een vrouw over haarzelf of haar familie, zo lijkt de impliciete gedachte.

Vervolgens bestaat de misvatting dat onderwerpen als opvoeding en het huiselijke zogenaamde ‘wissewasjes’ in keuken of slaapkamer zijn. Alsof achter de commode geen hevige, betekenisvolle oorlogen gevoerd kunnen worden. Het valt op dat wanneer mannen deze zogenaamd ‘knusse’ onderwerpen aanpakken, zij juist lof toegezwaaid krijgen voor sensitiviteit, moed en humor. Een onderwerp krijgt dus een andere waardering afhankelijk van wie erover schrijft. En dat terwijl een onderwerp iets niet tot literatuur maakt, neen, vorm en stijl doen dat.

Bij de beoordeling geldt opnieuw de dubbele maat. Vormexperimenten van vrouwen kunnen daardoor zomaar onopgemerkt blijven of ze worden als gebrek aan beheersing gezien. Alsof er niet over is nagedacht. Alsof vrouwen met een potlood schrijven en hen niet hetzelfde volledige instrumentarium van de literaire technieken ter beschikking staat.

Wat hebben we gemist?

We vermoeden dat vooroordelen voor auteurs met niet-westerse ach tergrond nog sterker gelden. Hun werk lijkt een andere beoordeling ten deel te vallen omdat zij een hele groep dienen te vertegenwoordigen: het individu wordt representatief geacht voor het geheel. Volgens bloemlezingen als Zwart en Afrolit ziet men de kracht van de diversiteit van de diaspora in de Nederlandstalige literatuur nog onvoldoende door restanten van het koloniale denken.

Verscheidenheid in culturele en sociaaleconomische achtergrond vindt zijn weerslag in wat is en wordt gemaakt. Andere ervaringsgeschiedenissen afdoen als niet relevant, minder groot en minder literair, perkt de enorme weidsheid van de literatuur in. Het doet tekort.

Kijken we opnieuw, maar nu zónder vooringenomenheid, naar de literatuur uit heden en verleden, dan krijgen we vanzelf zin in nieuwe standbeelden en nieuwe literatuurgeschiedenissen.

Neem Rose Gronon, die in het Frans en het Nederlands schreef en in de jaren 50 de cyclus Le livre d’Arnd/Le livre de Claudius over de klassieke oudheid publiceerde. De Duitse vertaling leverde het predicaat ‘Weltliteratur’ op, wat nieuwsgierig maakt naar wat haar tijdgenoten – die zo minzaam over deze cyclus schreven – gemist hebben. Een deel van de literatuur bleef onzichtbaar, hoe spannend is het om dat deel opnieuw te mogen ontdekken.

Noem de schrijfsters

Canoniseren begint met noemen en opnieuw noemen. Dus wie een stuk schrijft; noem schrijfsters. Schep er eer in om vrouwen van welke komaf dan ook te noemen in de literatuur. Licht hen uit, zoals docent Marijke Vos onlangs in NRC deed met de achttiende-eeuwse dichteres Juliana de Lannoy. Weef hen de geschiedenis in, ontdoe ze van hun eenzaamheid.

Veel te weinig horen we schrijvers, man of vrouw, vertellen door welke vrouwelijke auteurs ze zijn beïnvloed of welke niet-westerse auteurs ze bewonderen. Deze namen noemen, er een sport van maken op ze te letten, legt de lijnen bloot die nu verborgen blijven. Het hoeft niet met schel trompetgeschal, als je maar beide ogen openhoudt.

De schrijvers van schoolboeken zouden dat eveneens mogen doen, opdat zij boeken schrijven die een afspiegeling zijn van de diversiteit van onze wereld. Voeg supplementen toe waar nu hiaten zitten. Re ken maar dat de leesvaardigheid vooruit gaat wanneer jongeren iets terugzien van hun eigen achtergrond en leefwereld. Juist als je jong bent, snak je naar ervaringen die verbonden zijn met jezelf en die tegelijkertijd je horizon verbreden. Die nieuwe gedachten doen opborrelen of je juist sterken in opvattingen die je nog niet durfde uit te spreken. Die je meevoeren in een wereld die mogelijk is of op een fysiek veilige manier blootstellen aan een wereld om juist ver vandaan te blijven.

Gelijke verdeling

Docenten op middelbare scholen, kijk daarom nog eens kritisch naar wat u uw leerlingen aanbeveelt voor hun leeslijst. Wat zou er gebeu ren als u eens vijftig procent vrouwelijke auteurs zou promoten? Waarom niet? De helft van de professionele schrijvers is volgens Koolens onderzoek immers vrouw. De lijsten zullen er niet spontaan van vlamvatten.

We kunnen wel blijven hangen in verwondering over het ontbreken van inclusievere lijsten, maar het is zo makkelijk: zet die namen erop! Het is niet dat de boeken er niet zijn. Maak de lijsten langer. Zoek suggesties bij elkaar, stimuleer de leerlingen om breed uitwaai erende leeslijsten op te stellen.

Of nog beter, lees eens een halfjaar enkel literatuur van anderen dan witte mannen, zoals Pepijn Lanen, schrijver en zanger van De Jeugd van Tegenwoordig zich verfrissend heeft voorgenomen. Geen gek idee. Wij zijn met dat voornemen alvast een leesclub begonnen.

Door #MeToo en Black Lives Matter is prangend duidelijk geworden hoe ongelijke machtsverhoudingen, vooroordelen en veelal onbewuste discriminatie onze levens nog altijd in de tang hebben. We kunnen de wereld niet in een keer veranderen, maar we kunnen wel een andere blik werpen op de stapels en rijen als we weer door de boekhandel en de bibliotheek wandelen. We kunnen een andere gevoeligheid ontwikkelen als we een boek openslaan, ons laten verrassen. De tijd is er rijp voor. Laten we ons rijkere zelf zijn.