Ik las twee artikelen van ‘een zekere’ Paul Sebes, ‘een man die ik verder niet ken’ – zijn woorden, niet de mijne* – waarin hij stelt dat de literaire roman en literaire non-fictie als intellectuele en verbeeldende krachtbron verdwijnen uit het centrum van onze cultuur: ‘mannen lezen minder, het uitgeefvak feminiseert, Nederlanders leven massaal op sociale media en lezen steeds vaker alleen in het Engels, verhalen moeten bij voorkeur “echt gebeurd” zijn.’ (NRC, 18 augustus 2025). Allemaal waar: die trends zijn vaker gesignaleerd. Het probleem is dat Sebes oorzaken en gevolgen op een hoop veegt en voorbijgaat aan een eeuwenoud patroon: hardnekkige vooroordelen over ‘Literaire Literatuur’ die vrouwen en dat wat we vrouwelijk noemen marginaliseerden en die nu jongens en mannen in de weg zitten.
De hiërarchie
Misschien wist u het nog niet, maar ‘Literatuur’ is vanaf het begin door mannelijke normen bepaald. U kent Vondel, maar Van Merken – in haar tijd vele malen succesvoller – waarschijnlijk niet. Lucretia van Merken en Juliana de Lannoy domineerden in de achttiende eeuw het toneel; niemand vond dat een bedreiging. Sterker: Bilderdijk dweepte zelfs met De Lannoy. Toch verdwenen deze vrouwen grotendeels uit de literaire geschiedenis, terwijl we wél een Vondelpark hebben.
Aan het einde van diezelfde eeuw kwam de roman op. Vrouwen speelden daarin een belangrijke rol: ze stelden gevoelens en gedachten centraal, in plaats van ‘de manier van de tijd’ (dixit Romein-Verschoor). Hun succes maakte mannen zenuwachtig: de ‘Hollandse Parnassus’ mocht niet in vrouwelijke handen vallen! Vanaf de negentiende eeuw hield dat succes aan, mede dankzij hun humor, terwijl Clarissa van Richardson van de markt verdween. Toen sloot het patriarchaat pas echt de gelederen: gevoel kwam lijnrecht tegenover rede te staan, gekoppeld aan sekse. Succesvolle romans van vrouwen werden weggezet als sentimenteel of huiselijk: hoge verkoopcijfers en een ‘gevoelige’ inhoud veranderden in synoniemen voor lagere literaire kwaliteit en zo kregen vrouwelijke auteurs een lagere status toebedeeld. Kijk naar het onderzoek: Toos Streng en Jacqueline Bel laten zien hoe uitgevers en critici vrouwelijke auteurs marginaliseerden; Erica van Boven beschrijft in Een hoofdstuk apart hoe in de jaren dertig de term ‘damesroman’ ieder boek van een vrouw van de literaire tafel veegde; Marianne Vogel laat zien dat in de jaren vijftig en negentig met twee maten werd gemeten: vrouwen schreven vormeloos, hadden geen beheersing, wat leidde tot larmoyante wissewasjes, mannen schreven meesterlijk gecomponeerde oeuvres, overzichtelijk en beknopt, vol kritische analyse. En Corina Koolen maakte in Dit is geen vrouwenboek met computeronderzoek glashelder dat tot de jaren 2010 literaire kwaliteit vrijwel automatisch aan mannen werd toegekend, puur omdat ze man waren.
Kortom: het verschil tussen boeken van mannen en vrouwen zat niet in de tekst zelf, maar in de culturele waardering en canonisering van het mannelijke versus het vrouwelijke en daardoor vaak van de man boven de vrouw (het is hier belangrijk een onderscheid te maken tussen biologische sekse en gender; de rollen die aan een sekse worden toegekend. Het mannelijke wordt het meest gewaardeerd in de Literatuur, terwijl vrouwen – willen zij Literatuur schrijven – dat mannelijke beter navolgen). Literatuur was eeuwenlang een mannenbolwerk. Pas recent breken vrouwen voorzichtig door, zichtbaar in het langzaam stijgende aantal vrouwelijke prijswinnaars.
Al die tijd schreven vrouwen massaal ‘lectuur’ – wat buiten NUR-code 306 valt: damesromans, feelgood, thrillers. Literaire status kregen deze schrijvers niet, want het was te vrouwelijk: te wijdlopig, te sentimenteel, te gedetailleerd, te vormeloos, te teder, te zacht (zie Vogel). Maar het publiek smulde ervan. Zo ontstond de scheiding: vrouwen produceerden de successen en consumeerden, mannen bepaalden wat ‘echte’ literatuur was. Het resultaat? Een culturele onderschatting van genres die miljoenen lezers boeien en een afkeer in de literatuur van alles wat naar ‘vrouwelijkheid’ riekt.
Dit onderscheid helpt te begrijpen wat we de laatste decennia in de Bestseller Top 60 zien: talrijke populaire boeken geschreven door vrouwen, vaak weggezet als ‘pulp’, maar geliefd bij het publiek. De scheiding tussen productie, consumptie en waardering is nog altijd zichtbaar, en legt bloot hoe diepgeworteld de historische hiërarchie nog is.
Volgens het boekje
Diezelfde mechanismen zie je echoën in Sebes’ verhaal. Hij schrijft dat er nu een ‘voorkeur voor relationele dynamiek, historische troost en soms wat licht psychologisch inzicht’ is en telt ruim veertig door vrouwen geschreven boeken in de Bestseller 60, waarvan hij er slechts twee literair noemt. Of hij de NUR-code hanteert of een eigen oordeel over literaire kwaliteit velt, blijft een raadsel. Maar door deze thematische voorkeuren te koppelen aan vrouwelijke auteurs herhaalt hij exact het oude trucje: de inhoud is in feite niet literair – lees: mannelijk – genoeg. En zoals in de jaren negentig het persoonlijke en traumatische verdacht gemaakt werden, doet hij dat in zijn stuk nog eens over. Het is helemaal volgens het boekje: zijn kwaliteitsbegrip is een en al klassieke, mannelijke norm.
Problematischer wordt het als hij dit verbindt met ‘een sociologisch verschijnsel’: de feminisering van het boekenvak. Alsof meer vrouwen in de uitgeefwereld automatisch leiden tot oppervlakkiger literatuur. Dat is een omkering van de werkelijkheid: eeuwenlang bepaalden mannen wat literaire waarde had, ongeacht de intrinsieke kwaliteit van vrouwenwerk. Wat Sebes ziet als een bedreiging, is in feite de correctie van een historische scheefgroei.
Vrouwen geven álle auteurs uit. Mannen gaven eeuwenlang vooral mannen uit. Dat vrouwen nu domineren in het boekenvak weerspiegelt daarom een bredere maatschappelijke verandering: deuren gaan open die eeuwenlang gesloten bleven. Dat zegt niets over de complexiteit of kwaliteit van de literatuur, alleen dat het vak nu representatiever is. Het merkwaardige blijft wel dat elk beroep dat feminiseert in status daalt: waarom toch? Waarom die afkeer van dat wat vrouwen doen? Het probleem zit in ieder geval niet bij vrouwelijke uitgevers, redacteuren of auteurs.
Het dedain
Je zou bijna denken dat Sebes uit is op een relletje, maar zijn tweede stuk toont dat hij zich werkelijk zorgen maakt – net als ik – over tienerjongens die verrechtsen en achter mannen als Trump aanlopen. Alleen: zijn redenering hoe dat met romans te maken heeft, blijft suggestief. Zo schrijft hij: ‘als je je zorgen maakt over de gezondheid van onze samenleving […] dan zou de neergang en ondergang van literaire mannen je wél zorgen moeten baren’. Maar welke literaire mannen bedoelt hij hier nou? Uitgevers, schrijvers, lezers? Even lijkt hij te bedoelen dat mannelijke schrijvers worden weggedrukt (of zelfs vernietigd!) door succesvolle vrouwen (ha, dat klinkt bekend; zie de mechanismen van hierboven). Uiteindelijk lijkt hij de schuld af te schuiven op de lezers zelf: mannen lezen minder, en dát zou de roman de das om doen.
Hm. Is er bewijs dat de maatschappelijke relevantie van romans afhangt van het aantál mannen dat ze leest? Historisch gezien niet. De literaire status van romans werd altijd bepaald door een klein, mannelijk lezerspubliek. Wat mannen (recensenten, wetenschappers, etc) lazen en bejubelden werd literatuur; wat zij afkeurden, verdween in de vergetelheid of in de hoek van de lectuur, zelfs als vrouwen het massaal lazen en ook als het stilistisch sterk was. Dat mannen vandaag minder lezen, is dus geen ramp voor de roman. Misschien toont het enkel aan dat het gezag van mannen die de definitie van literatuur claimden tanende is.
De interessantere vraag is: waarom hebben mannen van oudsher zo’n weerzin tegen wat vrouwen schrijven, of tegen dat wat met het vrouwelijke geassocieerd wordt? Vrouwen lezen toch ook boeken van mannen, met mannelijke normen? Jongens spiegelen zich aan mannelijke rolmodellen (vaders, docenten, etc.) en nemen – áls ze al lezen – hun voorkeur voor non-fictie en hun desinteresse in vrouwelijke perspectieven over. Eeuwenlang dicteerde een masculiene canon dat literatuur afstandelijk, intellectueel en vormtechnisch moest zijn. Geen wonder dat canonieke romans niet zo bij de beleving van jongens aansluit (Dera, Van Lierop-Debrauwer, Schotanus). En wat jammer dat jongens daardoor ook sneller hun interesse verliezen in verhalen die vrouwelijke ervaringen en perspectieven centraal stellen. Er is wat dat betreft ook een schamel aanbod: nog altijd delven vrouwelijke hoofdpersonen in romans het onderspit (zie het onderzoek van Roel Smeets).
#leeseenvrouw
Daarom is het cruciaal jongens én mannen bewust in aanraking te brengen met literatuur die historisch ondervertegenwoordigd is, meestal geschreven door vrouwen, auteurs van kleur of lhbtq+-schrijvers. Niet omdat die per se beter zijn, maar omdat ze eeuwenlang genegeerd zijn en de blik op de wereld verbreden. Ze nodigen uit tot empathie, relativeren onzekerheid en laten andere, minder destructieve vormen van mannelijkheid zien.
Zoals Mabel Dodge Luhan al in 1929 aan D.H. Lawrence schreef: ‘study her behaviour, for that is a new language to learn’. En zoals Hella S. Haasse later formuleerde: pas wanneer we onze mannelijke én vrouwelijke kanten gelijkelijk waarderen, is er sprake van echte e-mens-ipatie.
Conclusie? Sebes observeert terecht een aantal trends, maar zijn diagnose mist de kern. Het probleem is niet dat vrouwen het boekenvak domineren, hun werk populairder is of dat zij minder literair zouden schrijven, zoals hij suggereert, maar dat historische genderpatronen nog altijd ons leesgedrag sturen.
De echte uitdaging is jongens én mannen te verleiden romans te lezen die eeuwenlang zijn weggemoffeld. Zo doorbreek je tegelijk de blinde vlek van de canon én de verstikkende norm dat lezen iets vrouwelijks zou zijn. Werp het maliënkolder van mannelijkheid af dat zegt dat lezen niet stoer is, dat alleen ‘Literatuur’ telt, of dat boeken van vrouwen minderwaardig zijn.
Durf te zeggen: ‘Ik lees romans van vrouwen’. Je blik wordt rijker én je doorbreekt eeuwenoude rolpatronen. Dat is pas stoer. Stel je voor dat alle mannen dat lef hadden. Wedden dat jongens vanzelf weer gingen lezen?
* Dit is een grap. Zie hiervoor de aanhef van het artikel van Sebes in HP/De Tijd.