Mijn dochter werd achttien en ik begon met haar broertje foto’s te verzamelen, we zouden ze allemaal inplakken, van nul tot achttien, een plakboek dat haar hele kindertijd zou omvatten. Mijn dochter wordt achttien! Het was een zin die ik voor mezelf moest blijven herhalen en die me steeds even als een zeppelin deed opblazen, ik had zo de wolken in kunnen zwemmen van trots en bewondering en verbijstering; dat dat zomaar was gebeurd, van kleine afhankelijke babywurm uitgegroeid tot een vrouw die los van
mij rechten en plichten heeft. Het plakboek werd dikker en dikker, tot diep in de nacht zat ik met schaar en lijm en schreef tekstjes, verdween in herinneringen, verwonderd en soms ook ineens angstig gespannen door oude zenuwen, me de onzekere, pijnlijke
momenten herinnerend, de kwetsbaarheid van het kind en de immense verantwoordelijkheid om haar door de ijsstormen des levens te gidsen.
De verwondering over de transformatie van kind naar volwassene vind ik ook terug in het werk van fotograaf Jennifer Drabbe. Op een van haar foto’s is de rafelige rand van een onderbroek te zien die binnenstebuiten wordt gedragen, op een andere een gezicht wit van zeepsop, aardevingers voor ogen. Drabbe heeft momenten van een vrijheid weten te vangen die enkel ervaren kan worden als kinderen zich beschermd voelen, beschut tegen mogelijke beoordeling, afwijzing dan wel goedkeuring. In een interview met NRC citeert Drabbe een opmerking van de vormgever van haar fotoboek Today is My New Favourite Day (2021), hij zei dat haar foto’s ‘niet over grote thema’s gaan, maar over het kleine’. Al citeerde Drabbe deze opmerking met instemming, ik bleef eraan haken. Zijn de thema’s van haar foto’s klein? Klein, omdat ze intiem zijn? Omdat ze over het nabije gaan?
Klein is datgene wat weinig impact heeft, wat over het hoofd gezien kan worden, wat onschuldig en een beetje triviaal is. Klein staat tegenover groot en belangrijk en gewichtig. Wat klein is heeft geen sokkel nodig, het kan in de handpalm gehouden worden, in een zak gestopt, verkruimeld en vergeten worden. Maar wat groots en belangrijk is, daar kunnen we niet omheen. Of werd het woord klein gebruikt omdat de foto’s letterlijk niet veel ruimte bestrijken, geen voetbalstadion of stadsoverzicht? Toch weten we ook dat je tot in het oneindige kunt verkleinen, net als dat je tot in het oneindige kunt vergroten. Die schaal gaat beide kanten uit, tot in het onbevattelijke. Als schrijver en filosoof krijg ik met enige regelmaat de vraag waarin het verschil schuilt tussen het literaire en het filosofische schrijven. Een van mijn antwoorden is op dat woord ‘klein’ van toepassing: Je zou namelijk kunnen stellen dat de filosoof de dingen graag van bovenaf bekijkt, overzicht houdt, op zoek is naar inzichten die ‘de
mens’ aangaan, ‘de wereld’ en ‘de waarheid’, terwijl de schrijver naar eigenaardige, persoonlijke, heel subjectieve ervaringen kijkt. Je zou kunnen zeggen dat de filosoof uitzoomt en de schrijver inzoomt. Wil de filosoof dan het grote benoemen en de literair schrijver het kleine? Ha, dit is nu juist de grap, want het grote verstopt zich maar al te vaak in het kleine. Het is de kunst om met die microscopische blik, vanuit die allerindividueelste beschouwing iets van het menselijke te tonen.
De Zuid-Afrikaanse dichter Elisabeth Eybers schreef over de ontvankelijkheid van de schrijver:
Wees leeg en bereid
open, doordringbaar, drink
alles wat het ogenblik schenkt
neem dat, drink het, en laat los:
wat diep genoeg zinkt
zal tot ontkieming gisten.
Ja, elk ogenblik dat de ziel in zinkt en zich daar diep wortelt, kan ontkiemen en op immense wijze tot leven komen. De dichter Vasalis schreef over collega-dichter Bloem: ‘Het is een schijnbare paradox: wie zichzelf het nauwkeurigste beschrijft, beschrijft
allen.’ Hiermee zou de betiteling van een levensthema als ‘klein’ voorgoed ontzenuwd kunnen zijn, ware het niet dat de grootsheid van het kleine vooral tot de lezer doordringt als het werk door een man is gemaakt. Ook dit doorzag Vasalis. Bloem. Nijhoff. Proust. Salinger. Reve. Joyce. Noem maar op, tal van auteurs die over opgroeiende jongens schreven, over verlangen, zelftwijfel, onzekerheid, liefde. Als een vrouw over diezelfde onderwerpen schreef, waren het kleine autobiografische schetsjes.
Maaike Meijer citeert in haar biografie van Vasalis een notitie die de dichteres maakte bij verschijning van een dichtbundel van Elisabeth Eybers: ‘De pers zal wel weer zeggen dat ze het typisch vrouwelijk over “de kleine dingen des levens” heeft en dat
blijkt dan te zijn: heimwee, geboorte, dood, oud worden, pijn en het wel en wee van persoonlijke verhoudingen. Kleinigheidjes.’ Het is de blik van de vrouw die ‘klein’ wordt genoemd, niet die van de man, Vasalis zag dat haarscherp: de man representeerde het
universele, de vrouw het intiem persoonlijke.
Het hele essay is te vinden in Trouw